MAZDA MODEL 6 2016 Handleiding (in Dutch) 

Page 301 of 850

4–124
Tijdens het rijden
Drive-selectie
Drive-keuzeschakelaar
Druk voor het selecteren van de sportstand
de drive-keuzeschakelaar naar voren
(“
”).
Trek voor het annuleren van de sportstand
de drive-keuzeschakelaar naar achteren
(“
”).



OPMERKING
  De sportstand wordt geannuleerd
wanneer het contact wordt
uitgeschakeld.
  Afhankelijk van de
rijomstandigheden is het mogelijk dat
wanneer de sportstand is geselecteerd
de auto terugschakelt of een weinig
accelereert.
Keuzemodusindicatie
Wanneer de sportstand wordt geselecteerd,
gaat de keuzemodusindicatie in de
instrumentengroep branden.


OPMERKING
Als de drive-selectie niet overgeschakeld
kan worden naar de sport-stand, gaat de
keuzemodusindicatie knipperen om de
bestuurder te attenderen.


Page 302 of 850

4–125
Tijdens het rijden
i-ACTIV AWD
*Bepaalde modellen.
i-ACTIV AWD werking *
Het 4WD systeem zorgt voor uitstekende
rijeigenschappen op wegen die met
sneeuw of ijs overdekt zijn, bij het rijden
door zand en modder, alsmede bij het
rijden op steile hellingen of op overige
gladde ondergrond.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampjes op pagina 4-55 .
WAARSCHUWING
Laat nooit een wiel doorspinnen dat
niet met de grond in aanraking is:
Het laten doorspinnen van een wiel
dat niet met de grond in aanraking
is doordat de auto vast is komen te
zitten of in een greppel is geraakt, is
gevaarlijk. Het aandrijfaggregaat kan
ernstig beschadigd worden, hetgeen
tot een ongeluk kan leiden of zelfs
oververhitting, olielekkage en brand
kan veroorzaken.
Rijden met 4WD
Deze auto is niet bestemd voor off-road
rijden of voor het rijden van rally's.
Probeer niet over oneffen of met stenen
overdekt terrein te rijden of riviertjes te
doorwaden.
Alhoewel deze auto uitgerust is met 4WD,
dient het accelereren, de besturing en het
gebruik van de remmen op dezelfde wijze
plaats te vinden als bij een auto die niet
over 4WD beschikt en dient de nadruk
steeds op veilig rijden gericht te zijn.
Banden en sneeuwkettingen
De toestand van de banden is van grote
invloed op de prestaties van de auto.
Bovendien dient u ter voorkoming van
beschadiging van het aandrijfmechanisme
op de volgende punten te letten:
Banden
 




 Bij het vernieuwen van banden dienen
altijd alle voor- en achterbanden
tegelijkertijd vernieuwd te worden.
 


 Alle banden dienen van dezelfde maat,
constructie en fabricage te zijn en dienen
hetzelfde pro¿ elpatroon te hebben.
Besteed speciale aandacht bij het
monteren van sneeuwbanden of andere
soorten winterbanden.
 


 Gebruik geen banden waarvan het
pro¿ el versleten is tezamen met normale
banden.
 


 Inspecteer de luchtdruk van de banden
bij de voorgeschreven intervallen,
stel deze af op de voorgeschreven
bandenspanning en initialiseer het
bandenspanningcontrolesysteem.
  Zie Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem op
pagina 4-252 .

OPMERKING
Controleer voor de correcte
bandenspanning het
bandenspanningslabel dat aan het frame
van het bestuurdersportier bevestigd is.
 


 Zorg ervoor dat de auto uitgerust is
met de oorspronkelijke velgen van de
voorgeschreven maat, op alle wielen.
Bij 4WD is het systeem gecalibreerd
met als uitgangspunt dat alle vier wielen
dezelfde afmetingen hebben.



Page 303 of 850

4–126
Tijdens het rijden
i-ACTIV AWD
Sneeuwkettingen
 




 Monteer sneeuwkettingen op de
voorbanden.
 


 Gebruik geen sneeuwkettingen op de
achterwielen.
 


 Wanneer de sneeuwkettingen zijn
aangebracht, niet sneller met de auto
rijden dan 30 km/h.
 


 Rijd niet met de auto voorzien van
sneeuwkettingen op wegen die niet
overdekt zijn met sneeuw of ijs.

Slepen
Als de auto gesleept moet worden, dient
deze met alle vier wielen volledig van de
grond af gesleept te worden.
Zie Sleepmethoden op pagina 7-32 .


Page 304 of 850

4–127
Tijdens het rijden
Stuurbekrachtiging
Stuurbekrachtiging
 












 De stuurbekrachtiging functioneert
uitsluitend wanneer de motor draait.
Indien de motor niet draait of wanneer
de stuurbekrachtiging buiten werking
is, kan de auto alsnog worden bestuurd,
ofschoon er dan meer stuurkracht vereist
is.
  Als het stuurwiel stroever dan
gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal
rijden of als het stuurwiel trilt, een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur raadplegen.




 De waarschuwingsindicatie/
het waarschuwingslampje stelt
de bestuurder op de hoogte van
afwijkingen in het systeem en van de
bedrijfstoestanden.
  Ook is het mogelijk dat afhankelijk
van de systeemafwijking of de
bedrijfstoestand de zoemer geactiveerd
wordt.
  Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampjes op pagina
4-55 .
  Zie Waarschuwingszoemer van
stuurbekrachtiging op pagina 7-61 .

OPGELET
Houd het stuurwiel bij draaiende motor
nooit langer dan 5 seconden tegen een
van beide aanslagen (in de naar uiterst
rechts of links gedraaide positie). Er
bestaat dan kans op beschadiging van
het stuurbekrachtigingssysteem.


Page 305 of 850

4–128
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
i-ACTIVSENSE
i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings-
en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en
radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-botsinghulpsystemen.
Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en
botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen. Echter aangezien elk van deze
systemen hun beperkingen hebben, altijd voorzichtig rijden en niet blindelings op deze
systemen vertrouwen.
Actieve rijondersteuningstechnologie
De actieve rijondersteuningstechnologie ondersteunt de bestuurder bij het veiliger rijden
doordat deze helpt potentiële gevaren te onderkennen en ongelukken te voorkomen.
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Zichtbaarheid in het donker
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ..................................................................... 4-132
Adaptieve LED koplampen (ALH) ................................................................................... 4-136
Koplampregelsysteem (HBC) ........................................................................................... 4-133
Detectie aan linker/rechterzijde en achterzijde
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) ........................................................ 4-140
Dodehoekmonitor (BSM) ................................................................................................. 4-148
Verkeersbordherkenning
Verkeersbordherkenningsysteem (TSR) ........................................................................... 4-156
Afstandherkenning tussen voertuigen
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) .......................................................................... 4-164
Detectie bestuurdersvermoeidheid
Vermoeidheidswaarschuwing (DAA) ............................................................................... 4-168
Obstakeldetectie aan de achterzijde bij het wegrijden uit een parkeerplaats
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) .................................................................... 4-171


Page 306 of 850

4–129
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Bestuurdershulpsystemen
Afstand tussen voertuigen
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem ............................................................... 4-175
Rijstrookafwijking
Rijstrookassistent (LAS) ................................................................................................... 4-190
Snelheidsregeling
Afstelbare snelheidsbegrenzer .......................................................................................... 4-204
Anti-botsingtechnologie
De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te
voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen
kunnen worden.
Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden
Vooruit rijden
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) .................................................................


4-216
Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS) ...........................................


4-211
Achteruit rijden
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) .............................................................


4-221
Vermindering van de ernst van een botsing bij gemiddelde/hoge snelheden
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ................................................................... 4-228


Page 307 of 850

4–130
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Camera en Sensoren
V o o r u i t r i j c a m e r a ( F S C )
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt rijstrookaanwijzingen en herkent koplampen,
achterlichten en stadsverlichting tijdens het rijden in het donker. Bovendien worden ook
voorliggers, voetgangers of obstakels bespeurd. De volgende systemen maken ook gebruik
van de vooruitrijcamera (FSC).
 


 Adaptieve LED koplampen (ALH)



 Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)



 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)



 Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)



 Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)



 Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)



 Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-231 .
Radarsensor (voor)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig en vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen. De volgende
systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-237 .
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
 


 Dodehoekmonitor (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-240 .


Page 308 of 850

4–131
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Ultrasonische sensoren (achter)
De ultrasonische sensoren (achter) detecteren de ultrasonische golven die door de
ultrasonische sensoren worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door
obstakels aan de achterzijde. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de
ultrasonische sensoren (achter).
 


 Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)
De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper.
Zie Ultrasonische sensoren (Achter) op pagina 4-242 .


Page 309 of 850

4–132
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Aanpasbaar
voorverlichtingssysteem
(AFS)
*
Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS) stelt de lichtbundels van de
koplampen automatisch naar links of
rechts af in samenhang met de bediening
van het stuurwiel nadat de koplampen zijn
ingeschakeld.
OPMERKING
Koplampen die weggebruikers die
vanuit tegemoetkomende richting
naderen niet verblinden, ongeacht aan
welke kant van de weg u geacht wordt
te rijden (links of rechts verkeer). Het
is dus niet nodig de optische as van
de koplampen af te stellen wanneer u
tijdelijk naar rijden aan de andere kant
van de weg moet omschakelen (links of
rechts verkeer).


Page 310 of 850

4–133
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Koplampregelsysteem (HBC) *
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de
omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het
licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op pagina 4-54 .
Bij het rijden met een snelheid van ongeveer 30 km/h of meer, worden de koplampen op
grootlicht ingesteld wanneer er geen voertuigen vóór u rijden of geen tegenliggers naderen.
Het systeem schakelt in de volgende gevallen de koplampen over op dimlicht:
 


 Het systeem bespeurt een voertuig of de koplampen/lichten van een voertuig dat vanuit
tegenovergestelde richting nadert.
 


 Bij het rijden op wegen met straatverlichting of op wegen in goed verlichte steden en
dorpen.
 


 De rijsnelheid is minder dan ongeveer 20 km/h.

Vooruitrijcamera
(FSC) De herkenningsafstand van de
vooruitrijcamera (FSC) varieert
afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden

Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-55 .
OPGELET
  De hoogte van de auto niet afstellen, de koplampeenheden niet wijzigen en de camera
niet verwijderen, anders zal het systeem niet normaal functioneren.
  Vertrouw niet uitsluitend en alleen op het koplampregelsysteem (HBC) en rijd met
voldoende aandacht voor de veiligheid. Schakel de koplampen indien nodig handmatig
over tussen grootlicht en dimlicht.


Page:   < prev 1-10 ... 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 ... 850 next >